Onlangs verscheen de rapportage van een recent Taalunie-onderzoek naar de Staat van het Nederlands. Het staat er goed voor, het Nederlands hoort met 24 miljoen sprekers ‘bij de 40 grootste talen ter wereld’ – zij het als 40ste. Leuk om te weten. Maar er ontstond irritatie over het doodzwijgen van het Limburgs in het rapport. Respondenten zijn tot het Nederlands gerekend als zij ‘dialect’ spreken. Tot het laatste rekent de Taalunie kennelijk ook het Limburgs en noemt die taal niet, zeker niet als officieel erkende taal. Dat is in lijn met oude reflexen – de Taalunie wilde eerder al het Limburgs niet erkend zien.
Ook in het noorden en oosten van Nederland is er ongenoegen, want de Taalunie heeft het evenmin over het Nedersaksisch. Maar wij doen dat wel en willen net als de Limburgers ook onze taal expliciet in het onderzoek betrokken zien. Wij steunen de Limburgers in hun protest op http://www.petitie24.nl/petitie/1013/wij-spreken-limburgs.
Inmiddels kwam de Taalunie met sussende woorden: men wil praten met een selectie van verontruste personen die voor het Limburgs in de bres gesprongen zijn. Citaat: ‘De Taalunie vindt aandacht voor taalvariatie binnen Nederland en Vlaanderen van groot belang en wil deskundigen daar uiteraard bij betrekken.’
Dat belooft wat, zou je denken, maar dit is het punt natuurlijk niet. De Taalunie heeft iets recht te zetten. Ze moet het Nedersaksisch en Limburgs expliciet betrekken in het onderzoek. Het Europees Handvest van de Raad van Europa erkent immers het Limburgs en het Nedersaksisch als regionale talen en de Nederlandse overheid heeft dat handvest geratificeerd.
Hans Gerritsen & Henk Bloemhoff, voorzitter resp. secretaris van SONT (Streektaalorganisaties Nedersaksisch Taalgebied)
Goffe Jensma, Hoogleraar Friese Taal en Cultuur/Hoofd van het Bureau Groninger Taal en Cultuur
Froukje de Jong-Krap, voorzitter Europeesk Buro foar Lytse Talen